Een bus…!

Toen ik een keer om melk ging, zei Stuut: „Kun je me even helpen. Ik moet naar de schuur achterin het land.” Natuurlijk kon ik dat. Wij naar die schuur. Daar was Meindering, die autobussen had of beter gezegd: hij had ze gehad. Er moesten honderden pakken stro versjouwd worden. Er kwam een zo goed als nieuwe bus te voorschijn. Die bus had Meindering kort voor de oorlog uitbrak in mei 1940 geleverd gekregen en voor die gevorderd kon worden, had hij ‘m weggemoffeld. Zoals de autobus daar verborgen was, zou je nooit op het idee komen dat daar achter de strobalen wat verstopt was. En ik was toch heel wat keren in de schuur geweest. Na de bus van alle stro en andere ongerechtigheden ontdaan te hebben, werd er brandstof in de tank gedaan. De motor startte niet meteen, maar na een paar keer kwam hij toch tot leven. Er werd in de omgeving een proefrit gemaakt en die verliep tot tevredenheid van Meindering. Hij had voor de oorlog en in het begin daarvan meisjes vervoerd naar de textielfabrieken in Twente. Wij wilden wel naar huis. Dat was echter niet mogelijk zolang het westen van Nederland niet bevrijd was. Jan Plaggemans reed met paard en wagen melk naar de fabriek in Hardenberg en hij had vernomen dat er bij een fietsenmaker een tandem te huur was. Lam ging de andere dag met hem mee om een afspraak te maken. Zo reden we een paar dagen later met de melkwagen meer naar Hardenberg en vervolgens met de tandem naar Musselkanaal. Het was goed weer en we hadden er goed de gang in. We waren ter hoogte van Emmen toen Lam zich half omdraaide met de woorden: „Trap je ook nog?” Ik zei dat hij ’s achterom moest kijken, want de weg helde nogal. Als je voor je keek viel het niet zo op, maar als je achterom keek was het een heel gat. Enfin, Lam was ook weer overtuigd dat hij niet alleen het trapwerk deed. Uiteindelijk zijn we via Ter Apel bij oom Piet en tante Janke in Musselkanaal terecht gekomen. ’t Was onverwacht, maar we waren van harte welkom. Na ons wat opgefrist te hebben en gepraat te hebben, zei oom Piet: „Jullie moesten straks Janny op gaan halen.” Zij werkte op het gemeentehuis in Stadskanaal. We togen naar Stadskanaal. We stonden mooi op’ tijd voor het gemeentehuis toen onze nicht naar buiten kwam. Ze zette grote ‘ogen op. Ze had alles verwacht maar niet dat er plotseling twee neven voor haar neus zouden staan. We zijn er een week gebleven. We hadden wel langer mogen blijven, maar we wilden zo vlug mogelijk, als we de kans daartoe zouden krijgen, naar huis. Ondanks de sporen van de oorlog, hebben we zowel heen als op de terugweg genoten van de mooie natuurgebieden waar we doorheen kwamen. In Beerzerveld terug nadat we de tandem in Hardenberg bij de eigenaar hadden afgeleverd, was er niets veranderd. We volgden dei berichten over het verloop van de oorlog en eindelijk was heel Nederland vrij. We probeerden bij allerlei instanties om een vergunning te krijgen, maar die werd niet verstrekt. Wel andere papieren, maar niet het begeerde. Op een dag vernam ik van Meindering dat hij met evacué’s die uit Arnhem kwamen, over een paar dagen met de autobus naar Arnhem zou gaan. Er was weliswaar geen plaats voor ons in de bus, maar er gingen ook een paar vrachtwagens mee. Daar kon hij wel een plaatsje voor ons versieren. Lam en ik besloten om mee te gaan en dan via Brabant naar Flakkee te gaan. Na afscheid genomen te hebben van vrienden en kennissen en natuurlijk de familie Hofsink in ’t bijzonder, vertrokken we richting Deventer. Het eerste gedeelte van de reis verliep voorspoedig. Maar in Deventer moest er voor de vlotbrug, die er toen lag, gestopt worden en werden de papieren gecontroleerd. Die van ons waren in orde, alleen de vergunning ontbrak. We moesten van de vrachtwagen af. Meindering probeerde alsnog de commandant te vermurwen, maar het mocht niet baten. We werden ondergebracht in de Vrouwen Arbeid School. Het was een nogal groot gebouw. Er waren misschien wel honderd mannen en vrouwen, die naar het westen terug wilden. Er waren er ook veel bij, die in het oosten op eten uit waren toen ze bevrijd werden. Je moest daar met zo’n 25 mensen in een halve kring gaan staan, uitkleden op je onderbroek na. Dan werd je voor en achter bekeken of je luis of scabiès had. Wij hadden dat gelukkig niet. Voor en achter je liep een soort verpleger met een flitsspuit, trok dan aan je onderbroek en spoot er een zooi DDT in. Ze namen geen halve maatregelen. Je moest naakt in je bed en alle spullen werden ontsmet. Met een paar uur kreeg je ze terug. Ze stonken een uur in de wind. Maar van lieverlee werd dat minder, of wij raakten er meer aan gewend. We konden gaan waar we wilden, behalve over de IJssel. ’s Avonds gingen we Deventer in. Opeens hoorde ik: „Hé Kievit, wat doe jij hier?” Het bleek Jan Weijers te zijn. Daar had ik mee in Deurne in de Arbeidsdienst gezeten. We zaten zonder rokerij, dus vroegen we Jan of hij een adresje wist om wat te kopen. Dat wist hij wel. We moesten over de spoorbrug die nog niet hersteld was voor het treinverkeer. Maar op sommige plaatsen moest je op handen en voeten over kapotte stukken kruipen. Eenmaal op de andere oever was het nog een eindje lopen richting Twello, dan kreeg je een paar straten en daar was ook het adres waar we moesten zijn. Eerst had die man niets, maar toen ik Jan Weijers zijn naam noemde, kon hij ons wel helpen. Met rokerij voor een week gingen we weer terug. We moesten elke morgen bij een Rode Kruis kantoortje komen horen of we weg mochten. Al een paar ochtenden was het: „Kom morgen tegen twaalf uur maar terug.” Maar als het uitliep, dan ging net voor je neus de deur dicht en dan kon je weer wachten tot de volgende dag. Nu was broer Lam een heel gemoedelijke vent. Die niet zo gauw kwaad te krijgen was, maar alles heeft zijn grens. We moesten de volgende dag ons weer om tien voor twaalf melden. Toen we weer aan de beurt waren, was het weer hetzelfde liedje. Maar voordat die kerel de deur dicht had, stak Lam zijn maat 45 of 46 tussen de deur want hij had zeker geen kindermaatje. De man was niet zo vriendelijk tegen ons, maar binnen de kortst mogelijke tijd hadden we de vereiste papieren op zak en konden de volgende dag om negen uur met een Rode Kruis kolonne die naar Den Haag ging, meerijden.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.