30 juli 1943
Het is omstreeks half elf in de morgen als op 30 juli 1943 een groot aantal vliegtuigen over het dorp Den Bommel raast. De oorlog is in volle gang en dit schouwspel is haast dagelijks te bezichtigen. Het hoofd van de Luchtbeschermingsdienst, de heer Lokker, ziet plots een vliegtuig met grote snelheid laag overkomen. Hij kan echter niet vaststellen of dit vliegtuig neerstort dan wel weer opstijgt, omdat het uit het gezichtsveld verdwijnt. Enige tijd later, als de vliegtuigen al weer verdwenen zijn, deelt de gemeentebode, de heer Jacobus Hameete, hem mede, dat volgens meerdere ooggetuigen iets uit het vliegtuig is gevallen.
Kort daarna verklaart de heer Franciscus van der Made dat dit voorwerp een persoon blijkt te zijn, die op een stuk landbouwgrond met suikerbieten terecht is gekomen, zo’n 150 meter ten westen van de Molendijk. Omstanders die getuige zijn geweest van de val, verklaren dat de piloot uit het vliegtuig is gevallen, dan wel gesprongen, maar zonder parachute op de grond terecht gekomen is. Dit wordt bevestigd door het feit dat de parachute nog in zijn tas zit. De heer Lokker kan na het zien van het zwaar verminkte lichaam dan ook niet anders concluderen, dat deze onfortuinlijke jongeman is overleden. Uit nader onderzoek bijkt dat deze jongeman in een Amerikaans uniform van de luchtmacht is gekleed; op zijn jas is een lederen strip genaaid met de naam: R.E. Stover. Dezelfde naam wordt ook in één van de handschoenen teruggevonden. Verder worden op Stovers lichaam een reddingsvest, een dolk en een rubberboot gevonden. Bij het stoffelijk overschot ligt ook nog een waterdicht pakketje waarin zich een foto, een rubber zakje, chocolade, kauwgom en nog wat andere zaken bevinden. ’s Avonds rond 19.30 uur is het onderzoek ter plaatse afgerond en wordt door het Duitse bevel opdracht gegeven het stoffelijk overschot van de vliegenier naar het baarhuis over te brengen.