Familie Slager

´Rebbe´David Slager was een begrip op het eiland. In 1894 komt hij op 22-jarige leeftijd naar Middelharnis als godsdienstleraar en voorganger. In de volksmond heet hij vooral  ‘rabbi ‘of ‘rebbe’.  Dat is hij officieel niet. Omdat de Joodse gemeente klein is, verdient Slager bij als vertegenwoordiger van margarine. Slager woont naast de synagoge, in hetzelfde pand waarin ook de Joodse school gehuisvest is. Als de oorlog uitbreekt, woont Slager daar met zijn tweede vrouw Eva Hendrina  – zijn eerste vrouw is in 1907 overleden – haar zus Hendrina en zijn twee kinderen Philip (Flip) en Leentje (Leni).

Eind 1940 richten de landelijke Nederlands-Israëlitische en Portugees-Israëlitische kerkgenootschappen  een Joodse Coördinatie Commissie op om haar leden te ondersteunen en toe te rusten. Deze Commissie weigert direct contact met de Duitsers. Zij vindt dat contact plaats dient te vinden via tussenkomst van de Nederlandse overheid. Eén van de vijf Zuid-Hollandse vertrouwenslieden van deze raad is David Slager uit Middelharnis. Nog voor het eind van 1941 wordt de Joodse Coördinatie Commissie door de bezetter verboden. David Slager wordt  de lokale vertegenwoordiger voor de Joodse Raad. Ook Bernard Haagens in Dirksland en Henri Haagens in Middelharnis zijn vertegenwoordiger van de Joodse Raad. Via de Joodse Raad geeft de bezetter bevelen aan de Joodse gemeenschap. Later, als duidelijk wordt dat het lidmaatschap van de Joodse Raad uitstel van deportatie brengt, wordt zoon Philip als ‘bode’ en dochter Leni als ‘secretaresse’ aangesteld.

Vijf aanstellingen voor zo’n kleine bevolkingsgroep: dat lijkt de nazi’s onnodig. Philip wordt daarom toch, als eerste van het gezin, begin oktober 1942 voor transport naar Westerbork opgeroepen. De telegrammen die zijn familie naar Westerbork verstuurt om hem er uit te krijgen, worden wel genoteerd op zijn Joodse Raadkaart en hebben wellicht nog enig uitstel gegeven. Op 16 februari 1942 gaat Philip op transport naar Auschwitz. Hij wordt daar nog geselecteerd voor het werkkamp, maar uiterlijk 30 april 1942 is hij al overleden.

Leni Slager werkt op kantoor bij kunstmesthandel Kooman in Dirksland. Ze heeft verkering met Jacob Cohen uit Oude-Tonge. Als hij een oproepkaart ontvangt, besluit hij  onder te duiken. Zijn vriendin Leni en haar familie weet hij er echter niet van te overtuigen dat dit veiliger is. Leni komt met haar ouders vanaf november 1942 in Amsterdam terecht. Ook daar nog probeert Jaap haar te overtuigen om onder te duiken. Ze wil echter haar bejaarde ouders niet in de steek laten. Op 25 mei 1943 komt ze in Westerbork. Daar zou ze volgens tijdgenoten nog een brief naar Jaap hebben geschreven, waarin zou staan: ‘als je deze brief ontvangt, ben ik met mijn ouders op weg naar het oosten.’ Leni moet echter op 1 juni alleen in de trein naar Sobibor, zonder haar ouders. Gelijk na aankomst wordt ze in de gaskamer vermoord.

(Schoon)zus Hendrina is al in januari weggevoerd naar Auschwitz en ook daar gelijk na aankomst vermoord. Op haar persoonskaart van de Joodse Raad is te zien hoe de familie vanuit Amsterdam geprobeerd heeft om haar te bereiken en vrij te krijgen. De Sperre die Slager heeft, geldt echter alleen voor zijn gezin en ook al woont schoonzus Hendrina al jaren bij hen in, tot hun gezin wordt ze niet gerekend.

Wanneer David en Evan vanuit Amsterdam naar Westerbork getransporteerd worden, is niet duidelijk. Op 29 juni 1943 vertrekt hun trein vanuit Westerbork naar Sobibor. Daar vinden ze drie dagen later de dood.

‘Bewerkt door D. Slager, 1/2 oorlogsjaar 1942, te Middelharnis.’ David Slager pakt een nieuw schrift met harde kaft en een pen en gaat aan het schrijven: alle gegevens van de Joodse Gemeente van Middelharnis, van Bar mitswaplechtigheden tot huwelijken, van geboorten tot overlijdens, pent hij in dit ‘afschrift van het register’ neer. Waarom hij dit gedaan heeft én hoe dit schrift in het Kenniscentrum van het Joods Cultureel Kwartier terecht is gekomen, is niet bekend.’

Het gezin Slager is nog in Middelharnis aanwezig wanneer op 27 juli 1943 Duitse Wehrmachtsoldaten de naastgelegen synagoge leegroven. Banken, podium, lezenaar: alles wordt meegenomen. Tegenhouden kunnen ze hen niet. De eerstvolgende sabbat houdt David Slager een bijeenkomst in een woonhuis, waarschijnlijk van hemzelf. De preek die hij daarvoor maakt, is bewaard gebleven in het Rotterdamse Stadsarchief.

‘Diepe duisternis heerscht over de aarde. Ellende op ellende stapelt zich op…(..) Juist thans, in deze benarde tijden, nu men ons zo nauwlettend gadeslaat, heeft ieder onzer ervoor te waken, dat ons geen blaam treft. Laten wij elke aanstoot vermijden.’

‘In het lege huis van familie Slager vinden buren na hun deportatie het fotoalbum van Leni. Leni blijkt een vrolijk, Flakkees Joodse meisje te midden van haar vriendinnen: als tienjarige verkleed als kabouter, later als werkman, met een Flakkeese keuvel, Leni op schoolreis, op het strand met vriendinnen, met haar familie. Haar broer Flip staat maar één keer op de foto. Haar halfzus Annie (uit het eerste huwelijk van haar vader) is veel vaker te zien. Annie en haar man wonen in Rotterdam. Ook zij overleven de oorlog niet.’

Van iedere Joodse inwoner van Nederland werden gegevens bijgehouden. Naam en woonplaats staan boven de streep. Daaronder staan het adres en de geboortedatum en evtentuele verdere gegevens. Met een stempel werd vermeld op welke datum men aankwam in doorgangskamp Westerbork (afgekort als w’bk). Met potlood is schuin over deze gegevens de datum geschreven waarop men vanaf Westerbork op transport (trsp) ging naar de vernietingskampen. Op de achterzijde stond vaak een contactpersoon vermeld die de Joden bij aankomst in Westerbork opgaven.