Fusillades

Eind maart werd er veel gesaboteerd. zoals een stuk rails op te blazen op de splitsing Emmen-Almelo en Emmen-Zwolle. Daar kwam het tot een vuurgevecht met de stationsbewaking. De koster van de gereformeerde kerk sneuvelde daarbij. Ds. Wolfert werd opgepakt en een paar dagen voor de bevrijding werd hij met nog anderen doodgeschoten bij Vriezenveen. Een hervormd predikant was in zijn tuin, toen hij een salvo schoten hoorde en een poosje daarna vrachtwagens hoorde wegrijden. Hij is daarna gaan kijken wat het schieten te betekenen had. Hij vond daar een aantal doodgeschoten mannen, waarvan er één geboeid was. Hij vermoedde dat het een geestelijke was, maar kende hem niet. Nadat hij een gereformeerde dominee erbij gehaald had, bleek de geboeide dominee Wolfert te zijn. Iedereen die de dominee gekend had, en dat waren er misschien wel duizenden want hij was bij iedereen gezien als een groot vriend, was onder de indruk van zijn dood. Het leven ging door. Op zaterdag, als ik het goed heb was dat 2 april, hadden we bij Stuut de laatste aardappels gepoot en al het landbouwgereedschap dat niet meer nodig was, moest mee naar de boerderij. Willem en Riek hadden twee kinderen, waarvan de oudste een ventje was van een jaar of vier, vijf. Hij mocht zaterdags als we achter op het land bezig waren, wel meer mee naar de boerderij en als ik dan klaar was, nam ik hem mee naar zijn grootouders. Zo ook nu. We gingen met drie van die kiepkarren over de grote weg, want de dreef was nogal hobbelig. We hadden misschien de helft afgelegd toen plots acht Spitfire’s op ons neerdoken en schoten. Gelukkig werd er niemand geraakt. Willem brulde naar me: „Piet, neem Lukas mee!” Ik Lukas onder mijn arm genomen en naar een boerderij gerend. Wie niet wat met de paarden van doen had, was daar al. Na een paar keer boven de karren gecirkeld te hebben, vertrokken de vliegtuigen weer. Wij vervolgden onze weg. Op de boerderij werd er gauw gelost en ging ik zo gauw mogelijk met Lukas naar huis, waar Willem hem dan later kwam halen. Eind van de middag kwam er een schip door het kanaal gevaren, dat prompt door vliegtuigen onder vuur werd genomen. Kort daarvoor was Eppie, de zoon van de Hofsinks, van Brugterveld gekomen voor een familiebezoek. Hier had hij ook niet op gerekend, want dan was hij wel thuis gebleven. Meinderink, de brugwachter, kwam met zijn vrouw en twee dochters aangelopen. Overal hoorde je schieten en af en toe hoorde je kogels fluiten. Daar het huis op de zonkant stond, gingen we bij de Van Mierlo’s binnen. We lagen, zaten of hingen met dertien mensen in een klein gangetje, het leek wel een mierennest. Elke keer als er dichtbij geschoten werd, gilden de meiden. Op een gegeven moment ging Eppie naar buiten en ik ging met hem mee. Hij zei: „Als je nog niet gek bent, dan word je het wel daarbinnen.” We gingen achter het huis in de schaduw zitten, want de vliegers schoten zelden tegen de zon in. Eppie vertelde me dat hij in de meidagen ’40 op de Grebbeberg gevochten had. Hij vertelde het niet zo, maar ik begreep dat hij daar ook het nodige had meegemaakt wat oorlog betrof. Ik vond het een heel sympathieke kerel. Tegen de avond werd het wat rustiger en het schip dat voor het huis lag, ging ook weer verder. Het was wel flink geraakt maar was niet lek geschoten. We waren blij toe, want met zo’n schuit voor de deur, was de kans op beschietingen erg groot. ’s Zondags was het voor niemand vertrouwd om je buiten te begeven, vanwege de Duitse troepen die terugtrokken. Op maandag was het hetzelfde beeld. Ik was nog om melk geweest en broer Lam was nog gaan melken. Achteraf zijn we gek geweest om je leven te riskeren voor een beetje melk of voor het vee van anderen. Maar gelukkig was alles goed gegaan. Dinsdag 5 april hoorden we het zwaardere geschut uit de richting van de Duitse grens knallen. Het leek steeds dichterbij te komen, wat ook zo was. Ik was de geit aan het voeren toen er opeens eens al wat oudere Duitse soldaat voor mijn neus stond. Ik moest mee naar buiten komen. Het bleek dat hij een lekke band had en een ander Fahrrad moest hebben. Ik liet hem in de schuur kijken; daar stond enkel een fiets op surrogaatbanden van Jennigje. Daar had hij niets aan en vroeg of er een fietsenmaker in de buurt was. Ik zei van verderop, want er zal er best wel een geweest zijn eer dat hij in Almelo was. Dus ging hij op pad met het geweer aan zijn schouder en een pantzervuist op zijn fiets. Een poos later kwam er weer een man of twaalf voorbij, in hun midden hadden ze een verzetsman. Een van die Duitsers viel op, niet omdat hij alleen lang was, maar ook een bijzonder lange nek had en een bril droeg met een zeer lichtkleurig montuur. Tegen de middag kwam de waarschuwing dat we beter van het kanaal weg konden gaan. We gingen naar boer Hofsink, de vrouwen gingen naar binnen en wij naar een leegstaand stenen varkenshok. We zagen Duitsers hals over kop wegvluchten. Er werd bij de brug nog even hevig geschoten. Even een korte stilte en toen een gejuich. We zagen dat er vlaggen werden

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.