KAMP “DORA”

Het was 18 April en nog steeds wachten we op transport, ’s Ochtends kwam er een auto, die naar Keulen moest. Vier man zijn meegereden’- Han de Ruiter, Leen Boom, Teun Okkenburg en Willem Stolk. Misschien hebben ze geluk en zijn vroeger thuis dan wij, maar in ieder gevel, komen wij er ook wel. Dus bleven we nog een poosje en bakten pannekoeken met spek en dronken echte thee. Ook pakten we voortdurend de bagage bij, want vandaag kwam er een lap stof bij, morgen een werkbroek enz. Doch eindelijk brak toch de dag aan dat we zouden vertrekken uit de barak te Wallhausen. We zouden Vrijdags 20 April ’s morgens per auto naar Nordhausen worden gebracht. Daar zouden we “slechts” 2 dagen blijven en dan zou het verder naar huis gaan.
De laatste avond, dat we in het Lager bijeen waren, en de laatste nacht, die we daar zouden slapen, werd door Lager-leider Triemstra op plechtige wijze herdacht. Hij sprak over de afgelopen tijd, waarin we met elkander lief en leed hadden gedeeld. Hij had altijd gezegd’. “Niet klagen, maar dragen”. Nu, hij wees ons vooral op het grote geluk, dat wij nog in leven waren en de bevrijding hadden mogen meemaken. Die vier mannen, die gevallen waren, hadden alleen maar kou, honger en ellende meegemaakt, maar hadden niet kunnen delen in de vreugde van de bevrijding zoals wij.
De laatste nacht in de barak! We sliepen die nacht niet veel, want nu er
‘eenmaal een begin met onze volledige bevrijding gemaakt was, waren we toch een
weinig zenuwachtig. We stonden al bijtijds op en pakten al onze bezittingen
bijeen en zetten onze spullen buiten de deur gereed. Even voor de middag
kwamen er twee boerenwagens en laadden onze spullen op Om ons naar Sangerhausen te brengen, doch op het laatste moment veranderden wij plotseling van idee en lieten ons aan de hoofdweg brengen, waar we bleven wachten tot een of twee Amerikaanse vrachtauto’s ons regelrecht naar Nordhausen zouden vervoeren.
Daar zaten we dan op Vrijdag 20 April aan de hoofdweg even buiten Wallhausen en wachtten nog een “poosje”, want twee leden van de Militaire Politie hadden ons beloofd hun best te doen zo gauw mogelijk twee auto’s te sturen om ons naar Nordhausen te brengen. Het begon ’s avonds al donker te worden en nog steeds zaten we langs de weg temidden van onze pakken en koffers. We bleven ’s nachts in de buurt in een schuur slapen en enkelen hielden de wacht, ’s Morgens vroegzaten we weer langs de weg en wachtten steeds geduldig op vervoer. Onophoudelijk trokken vele auto’s voorbij, doch men vergat ons blijkbaar. Eindelijk ’s middags 4 uur stopten twee grote vrachtwagens en konden we opladen en instappen.
De 30 Km., die ons van Nordhausen scheidde, werd binnen het half uur afgelegd, zodat we om half vijf ergens in Nordhausen werden afgezet. We moesten worden ondergebracht in een groot kamp, zowat 7 Km. achter Nordhausen gelegen. Die afstand moesten we te voet afleggen, want de Amerikaanse chauffeurs hadden geen opdracht ontvangen ons daarheen te brengen, dus pakten we onze bagage maar op en tippelden met ons vrachtje van ongeveer 50 Kg. Naar kamp “Dora”. Doch eerst namen we nog flink wat tabak uit een fabriek mee. We hadden nu tenminste flink voorraad en stapten daarom ’s avonds 8 uur welgemoed het kamp “Dora” binnen.
We kregen een barak ’toegewezen in het centrum van het kamp gelegen, die vierkamers bevatte. We hadden een kamer met 63 Hollanders, de andere kamer werd bewoond door Fransen, kamer 3 door Belgen en kamer 4 door een gemengd gezelschap Belgen en Fransen, als ook enkele Russische dames.
Dit Lager “Dora” was gelegen tussen een ring van bergen en was gedeeltelijk uit de lucht zichtbaar, maar vanaf de weg of een of ander nabijgelegen dorp beslist onzichtbaar. Het hele kamp, waarin ruim 140 barakken stonden, doorkruisd door 4 grote autowegen, had zeker een omtrek van 5 of 6 Km. De 3 meter hoge prikkeldraad omheining—die vroeger steeds onder spanning stond— getuigde er nog van, dat het vroeger een concentratiekamp geweest was.
In het kamp waren vóór de bevrijding ongeveer 10.000 mensen onder gebracht,
mensen uit alle landen en oorden.. Russen, Polen, Oekrainers, Italianen, Belgen,
Fransen, Hollanders, kortom uit alle delen der wereld. Ze waren allen gekleed in
gestreepte werkkleding, gevangeniskleding dus. De mensen werkten in de
buitengewoon grote fabriek, waar geheel startklaar de V-1 en de V-2 werden
gemaakt. We hebben onder geleide van hoge Amerikaanse officieren een
rondgang door de gehele fabriek gemaakt. We hebben de nog in aanbouw zijnde V 1’s en V 2’s van binnen en van buiten bekeken. De fabriek, die onder de hoge bergen was ingegraven, was bijna 4 Km. lang en liep hoefijzervormig onder de bergen, zodat er dus twee ingangen waren. We zagen grote ruime zalen voorzien van de kostbaarste electrische machines. Verder lange rijen werktafels, tekenkamers, kantoren, opslagplaatsen enz. Zelfs een ziekenzaal met bedden en apotheek was aanwezig. Een groot electrisch apparaat zorgde voor geregelde luchtverversing en honderden lampen met hun helder wit licht, brandden dag en nacht. Goederentreinen reden de fabriek binnen en laadden de V 1’s en de V 2’s in en transporteerden ze verder. De in- of uitgangen waren zo gecamoufleerd, dat ze absoluut onzichtbaar waren. Voor een bombardement was de fabriek dus niet zichtbaar en ook niet kwetsbaar.
Daar werden dus de moorddadigste moordwerktuigen gemaakt die Duitsland had! Maar het kon er de “Krieg” toch nog niet mee winnen. In het kamp was ook een crematorium, war ontzettend veel mensen zijn verbrand. We hebben dat gebouwtje bekeken. Er lagen nog enkele pas overleden slachtoffers, die in het ziekenzaaltje aan gevolgen van zwakte en ondervoeding waren bezweken. Ze waren geheel uitgemergeld en wogen beslist niet meer dan 30 pond!
Alleen over dat kamp kunnen er dikke boeken geschreven worden. We hoorden er iemand over vertellen die het leven daar had meegemaakt, 5 jaar lang! Hij vertelde ons, dat de leiders, allen S.S.-mannen waren, die uit de grote boevengevangenissen ontslagen waren en verscheiden moorden op hun geweten hadden. Men moest dóór en dóór slecht zijn, dan kon men leider worden. Honderden mensen zijn daar het slachtoffer geworden van de moordlustige Duitse boeven. Niemand kon het kamp ontvluchten. De dubbele wachtposten binnen en buiten het kamp, de prikkeldraad versperring die onder hoogspanning van 10.000 Volt stond, en aan weerszijden de bergen, waarin landmijnen lagen, maakten dat onmogelijk.
Ik zou nog veel meer over die gruweldaden, gepasseerd in het kamp “Dora” kunnen schrijven, doch het zou een boek apart worden. We gaan verder schrijven en vertellen hoe wij de tijd daar gebruikt hebben.
We waren dus 21 April ’s avonds 8 uur aangekomen en kregen een kamer in bloc 28. In het begin had de grootste helft geen krib, zodat ze op de grond moesten slapen, doch later kregen we allen een krib. Het eten was in de eerste 3 d 4 dagen buitengewoon goed, doch later werd het steeds slechter. De soep werd dunner en vlees of vet was onzichtbaar. Het broos werd ook minder, want steeds kwamen er mensen bij. Toen wij aankwamen waren er ongeveer 10.000, doch twee weken later waren er 30.000
Een grote keuken zorgde voor soep, duizenden liters soep werden daar
dagelijks gekookt. Het ging ons vervelen, die soep en duizenden kookten zelf hun
potje. We hadden een goed, vrij leven. We gingen naar bed, wanneer we wilden, kwamen op wanneer we wilden en deden wat we wilden. We rookten, aten, wandelden en sliepen. Onze Poolse en Russische lotgenoten deden het anders. Die liepen de ganse omgeving af en jatten van alles. Ze kwamen dan aansjouwen met koeien, varkens, schapen, geiten, kippen, ganzen, ja van alles. Uit het verwoeste deel van de stad Nordhausen haalden ze stroop, bier, tabak, bedden en van alles. Men zag ze ’s morgens vroeg al slepen. Doch de Amerikanen hebben dat later ten strengste verboden en wachtposten bij de uitgangen gezet, zodat niemand meer het kamp mocht verlaten. Wij hadden er ook een strop aan, want we gingen dikwijls in de nabij gelegen plaatsen brood halen “zonder bon” en snuffelden dan zo de stad Nordhausen nog eens af. Van nu af aan was dat “gesperrt” en moesten we in het kamp blijven en maar weer verder op transport wachten.
29 April. Zondagmorgen. We zijn om 11 uur opgestaan, eten brood met niks en roken een eigengemaakte sigaar. Mr. Neels leest een preek maar het is nogal rumoerig. De een maakt zijn schoenen en spijkert er lustig op los; de ander zit bij een naaimachine en draait alsmaar; weer een ander snijdt tabak en zo gaat men maar door.
Zo gaat ons leven in kamp “Dora” verder. We hadden een ruilhandel op touw gezet, die klonk als een klok. De één ruilde een broek voor wat sokken; een ander een lap stof voor sigaren of stof voor schoenen enz. Frans Klink had zijn krib vol liggen met hamer, nijptang, spijkers, schoenleest, messen, vorken, lepels enz. Het leek wel een ijzerwinkel. Doch ’s avonds schoof Frans de rommel wat opzij en maakte van zijn uitstalkast een slaapkrib! Men hoorde hem ’s nachts wel eens kreunen, want dan lag hij met zijn ribbekast op een grote hamer! Maar:””Je raakt aan alles gewend”‘, zei hij.
Zo zijn we dan gekomen tot 1 Mei 1945, 1 Mei, de dag van de arbeid. De Russen en Polen wilden die dag herdenken, maar dat werd door de Amerikanen verboden, omdat ze bang waren voor eventuele betogingen en opstootjes.
De dagen volgden elkaar snel op. We hoorden door de radio heerlijke berichten: de Führer dood, Duitsland in de pan! Wat een vreugdeklanken! -Nederland vrij! Nederland krijgt voedsel!
Als we nu maar gauw naar huis mochten en onze familie gezond en wel
ontmoeten, dan zou onze vreugde geen grenzen meer kennen. We werden het
hier nu zat, want met de bakkerij werd het steeds minder. Een bus vlees van 8
ons, deelden we met 8 man en 3 pond brood met 7 man. We moesten dan ook zelf flink mee koken om in leven te blijven en kookten dat het een aard had. Leen
Doorn kookte ledere dag een grote emmer aardappels, die met 6 man opgegeten
werd. Zo werkten we in groepen van 3, 4, 6 of meer man en hadden om beurten
te koken. Soms zag men ’s avonds na 11 uur nog vuren. De Russen waren dan nog aan het vlees braden. Er kwamen dagelijks mensen bij, Russen, Polen enz. 17 Mei waren 1700 Fransen en Belgen vertrokken, maar wij Hollanders, waren nog niet aan de beurt. We hoorden nu weer, dat in Holland de voedselpositie nog zo slecht was, dat wij daar nog niet gewenst werden, want dan zouden er weer meer eters zijn. Dus het zou nog wel enige weken duren voor we Holland zouden zien, maar we waren vol goede moed en wachtten nog maar een poosje.
18 Mei hoorden we weer dat we binnen 2 dagen zouden vertrekken. We zouden per auto naar Erfurt gebracht worden, vandaar naar Koblenz om via Brussel in Nederland te komen. Doch deze route is later ook weer veranderd. We zouden eerst maar de Pinksterdagen hier doorbrengen en dan maar weer verder zien. Zo hadden we dus al de feestdagen ver van huis doorgebracht: De Kerstdagen, die voor ons zo donker waren; Nieuwjaarsdag in kommervolle omstandigheden; Pasen en nu Pinksteren, maar het ging nu goed, dus we waren vol moed.
Toen kwam vrij plotseling nog ’s avonds le Pinksterdag het bericht dat we de andere morgen, 2e Pinksterdag, 21 Mei dus, om half acht op de grote appèlplaats moesten aangetreden staan om vervoerd te worden naar Wetzlar, ruim 300 Km. Zuidelijk van Nordhausen.
Dus brak de laatste nacht aan, die we in kamp “Dora” zouden doorbrengen. We sliepen weinig of in het geheel niet. We hadden al vroeg de koffers en pakken buiten gereed gezet en half 8 stonden we op de grote appèlplaats aangetreden en kregen voor de reis nog 1/3 brood en è busje vlees. We werden met 25 man op een Amerikaanse vrachtwagen geladen en reden om 10 uur ’s morgens de poort uit van kamp “Dora”.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.